Uit de enquête komt naar voren dat vrijwel alle respondenten van plan zijn om (met een deel) van de partners de samenwerking voort te zetten na afloop. Eén respondent is dat niet, en een deel (n=5) weet het (nog) niet.

Uit de enquête komt naar voren dat de respondenten die van plan zijn de samenwerking voort te zetten (n=18) dat op verschillende manieren doen. Het meest genoemd zijn het indienen van een nieuw voorstel voor een andere regeling (61%, 11/18) en het starten of voortzetten van een gezamenlijke faciliteit (56%, 10/18).

Respondenten konden bij deze vraag meerdere antwoorden aanvinken.

Als we kijken naar de concrete activiteiten (ihkv gezamenlijk werken, leren en innoveren) die de respondenten voornemens zijn ook na het project te blijven voortzetten, valt op dat de meest genoemde activiteiten betrekking hebben op innovatie-gerelateerde activiteiten (ontwikkelen producten, het delen van een locatie voor innovatie, het delen van faciliteiten voor onderzoek en prototyping).

Respondenten konden bij deze vraag meerdere antwoorden aanvinken.

Van de respondenten heeft de helft gebruik gemaakt van kennis of resultaten van andere consortia of partijen binnen de MOOI-regeling. Dit gebeurt* met name via het eigen netwerk (42%) en/of via door RVO/TKI georganiseerde activiteiten (29%).
*Respondenten konden meerdere antwoorden geven op deze vraag. Hierdoor komen de antwoorden niet 1-op-1 overeen met de percentages hieronder. 

In onderstaande figuur is aangegeven door de respondenten voor welke type partijen de resultaten na afronding bruikbaar zijn/blijven. Uit de analyse komt naar voren dat de resultaten voor een divers palet aan partijen bruikbaar kunnen zijn, van bedrijven tot aan kennisinstellingen. 

Respondenten konden bij deze vraag meerdere antwoorden aanvinken.